Vrijwilligerswerk in Nepal

TINEKE WINK

Het Segyu Gadeng Podrang Klooster is sinds 2017 onderdeel van de vrijwilligersprojecten van Het Andere Reizen. Het klooster ligt in het boeddhistische hart van Kathmandu, Bouddhanath, waar meer dan 50 kloosters zitten. Er wonen zo’n 65 ‘mini-monks’ in het klooster, tussen de 6 en 16 jaar oud. Alhoewel er ook jongere kinderen zitten, omdat de minimumleeftijd niet zo strikt wordt genomen. De redenen waarom deze kinderen in het klooster wonen is uiteenlopend. Ten eerste is het vanwege de boeddhistische manier van leven een eer voor veel families om een zoon in het klooster te hebben. Daarnaast kunnen veel Nepalese ouders vanwege financiële redenen niet meer voor hun kinderen zorgen. Dit is na de aardbeving in 2015 alleen maar toegenomen. Sommige kinderen die hier wonen hebben zelfs geen ouders. Ik besluit om hier voor tweeënhalve week vrijwilligerswerk te gaan doen. Ik slaap in een guesthouse naast het woonhuis van Ilse en Shiva. Shiva is de Nepalese contactpersoon van Het Andere Reizen en getrouwd met de Nederlandse Ilse. Samen zorgen zij ervoor dat alle vrijwilligers en studenten goed begeleid worden. In het guesthouse verblijven zo’n acht andere Nederlanders. Zo zijn er studenten die stage lopen in een ziekenhuis, studenten die een onderzoek doen in een weeshuis en vrijwilligers die zich, net als ik, een paar weken (of maanden) verbinden aan een project.

Overweldigend

Na een hele welkome ontvangst met thee en een warme douche duik ik snel mijn bed in. De volgende ochtend ben ik blij verrast als ik het dakterras ontdek. Wat een fijne plek om ’s ochtends in het zonnetje te ontbijten.

Na het ontbijt krijg ik samen met een paar anderen van het huis een introductiecursus van Ilse. Ze laat ons bijzondere straten en pleinen van de stad zien en legt ons het een en ander uit over het hindoeïsme. Religie is namelijk overal aanwezig in Nepal. Het is super interessant en al na een dag ben ik onder de indruk van de stad. Het is overweldigend en chaotisch. Scooters die zich door veel te smalle straatjes heen manoeuvreren, ontelbare winkeltjes waar de tijd stil lijkt te hebben gestaan… Kathmandu is een wirwar van verkeer (alles rijdt kriskras door elkaar), geuren (van wierook, kruiden en uitlaatgassen) en kleuren (kleurrijke kraampjes en locals). We drinken thee op een gezellig pleintje, halen Nepalese yoghurt (van buffelmelk) bij een kraampje en dwalen door tientallen straatjes rond. We lopen nog langs een kleuterschool waar de kinderen enthousiast op ons afstormen en keihard ‘Namasteee’ (hallo) roepen. De leraren zijn niet zo blij met ons en roepen de kinderen weer tot orde. Na afloop ga ik nog samen met een paar meiden van het guesthouse lunchen in Thamel, de toeristische wijk in Kathmandu. Thamel is sinds een jaar verkeersvrij, wat het wel een fijn gedeelte maakt om rond te lopen. We eten momo’s: gevulde deegpakketjes. Ik probeer die met kaas en knoflook en het is echt heerlijk. Ik ontdek ook dat hier overal koffietentjes zijn waar ze koffie van het Italiaanse koffiemerk Illy serveren. Voor Nepalese begrippen niet super goedkoop, maar zo lekker! Omdat het hier niet heel erg warm wordt (20-25 graden overdag) is elk moment van de dag wel geschikt voor koffie.

Eten

Aan het eind van de dag eten we met z’n allen in het guesthouse. De maaltijden worden bereid door de mama van het guesthouse of het nichtje van de familie. Zij wonen ook in het huis. Super lieve mensen die je echt een thuisgevoel geven. Als de gong gaat is het teken dat het etenstijd is en lopen we met z’n allen naar beneden. We eten voornamelijk dal bhat. Dal is de naam van gerechten die gemaakt zijn van linzen en bhat staat voor rijst. Deze gerechten worden afgewisseld met gerechten als nasi en noodlesoep. Verder zijn er vaste dagen waarop we weten wat we eten. Op vrijdag eten we vaak pasta en zaterdagochtend ontbijten we met pannenkoeken, in plaats van yoghurt en brood. Woensdag is het donut dag. Dan krijgen we na het diner heerlijke chai thee (thee met melk en suiker) en een donut (een soort oliebol). Het is heel fijn om niet meer steeds na hoeven te denken wat ik ga eten en waar. Bovendien vind ik het, nu ik alleen ben, wel gezellig om ’s avonds met z’n allen te eten. Het is gelukkig een hele leuke groep, ook al is iedereen heel erg verschillend van elkaar. In Nepal wordt heel weinig vlees gegeten, omdat van oorsprong zowel de boeddhisten als de hindoes vegetariërs waren. Dit zie je ook terug in de Nepalese keuken, vegetarisch eten is de standaard. Ik ben geen vegetariër omdat ik dat in Nederland best lastig vind, maar hier eet ik geen vlees. Er zijn er genoeg vegetarische eettentjes in Thamel. Als ik lunch bestel ik momo’s of een vegetarische hamburger met friet.

Mini monks

Op de tweede dag in Kathmandu ga ik met huisgenote Gina naar het klooster. Het is een hele onderneming om daar te komen. Het ligt maar 6 kilometer van ons af, maar toch duurt het met de bus een uur om er te komen. Het verkeer staat namelijk muurvast en de bus stopt ook overal. Nou ja, stopt… De bus rijdt stapvoets langs de mensen die op de bus staan te wachten. De kaartjesverkoper hangt uit de deuropening en roept wat onverstaanbare woorden waaraan je moet kunnen opmaken waar de bus naar toe gaat. Dan moet je snel instappen, want voordat je het weet rijdt ie weer door. Ook al kost de bus veel meer tijd dan een taxi, een enkele reis kost maar 25 cent. De keuze is dus makkelijk gemaakt. Onderweg komen de uitlaatgassen je tegemoet door de openstaande ramen en een mondkapje is geen overbodige luxe. Al hebben we verder niks te klagen, want we kunnen bijna altijd wel zitten. Dat is ook de reden waarom we de claustrofobische mini-busjes vermijden. In Nederland betekent vol is vol, hier proberen ze zoveel mogelijk mensen in een busje te proppen. Tussen elkaar ingeklemd en over elkaar heen hangend, er hangt zelfs iemand uit het raam door het ruimtegebrek.

Blije monniken

We moeten nog 20 minuten door de wijk lopen, voordat we er zijn. Dat is geen straf, want we lopen langs een prachtige stupa en op straat is altijd genoeg te zien. We komen aan rond lunchtijd, als de monniken ook pauze hebben. Op het moment dat ze met z’n allen naar buiten komen, weet ik niet waar ik kijken moet. Links en rechts zie ik nieuwsgierige monniken op me af komen. Dit moet ik natuurlijk even vastleggen. Ze zijn helemaal gebiologeerd door telefoons en willen ook allemaal de foto’s terugkijken waar ze dan vervolgens keihard om moeten lachen. In de gezamenlijke keuken scheppen ze hun bakjes vol met dal bhat en eten dat dan overal en nergens op. Daar zit geen structuur in, ze mogen dan zitten waar ze willen. De meesten gaan op het stoepje voor het leslokaal zitten en een paar geven hun restjes aan de gelukkige hond die er ook rondloopt. Wij gaan zelf ook naar de keuken om ook eten op te scheppen. De paar oudere monniken die ook in het klooster wonen waarderen het heel erg als je mee eet. Na de lunch gaan we met de monniken kijken of ze interesse hebben voor het “tandenpoetsproject”. Gina heeft allemaal tandenborstels en tandpasta voor ze gekocht. Bij de wastafels hangt er een briefje dat ze 2x per dag hun tanden moeten poetsen. Ze weten het wel, maar handelen er niet altijd naar. De kleintjes zijn het meest enthousiast, sommigen poetsen zelfs 10 minuten (!) lang hun tanden. De dag erna is niet iedereen te porren voor het tandenpoetsen, maar de kleintjes rennen meteen naar hun kamer om hun tandenborstel op te halen. De monniken krijgen nu een paar uurtjes per dag Nepalese of Tibetaanse les, maar in de toekomst gaat er een lesprogramma voor ze komen waarbij ze ook Engelse les krijgen. Dan kunnen vrijwilligers daar ook een rol in krijgen. Via een stichting wordt er nu geld ingezameld voor de docenten en schoolmaterialen. Veel monniken spreken nu een heel klein beetje Engels. Dat hebben ze geleerd van de coördinator en door contact met vrijwilligers.

 

Enthousiasme

Omdat het project nog niet zolang bestaat, is er nog niet veel structuur in te vinden. Er is geen vast programma voor vrijwilligers. Dat is soms lastig, omdat je geen duidelijk beeld hebt wat er van je verwacht wordt. Aan de andere kant is er nu wel ruimte voor eigen initiatieven. Als je er wat langer dan ik bent, heb je wat meer de tijd om zelf een project op te zetten binnen het klooster. Mijn bijdrage zit vooral in het verzorgen van beeldmateriaal voor Het Andere Reizen en mijn enthousiaste aanwezigheid. Kleine dingen zijn al waardevol. Het kan iets simpels zijn als een bal meenemen (of ander speelgoed) en daar met hen mee spelen. Als je zelf enthousiast bent, straal je dat ook uit op de monniken en hebben zij mede daardoor ook een leuke dag. Ik zou het in ieder geval iedereen die van kinderen houdt en openstaat voor andere culturen aanraden!

Thee uit een kommetje

Meestal komen we rond lunchtijd aan, omdat de monniken dan vrij zijn. Echter gaan ze zo nu en dan na de lunch naar een ceremonie. Omdat ik ze toch wil zien stelt Abby, de coördinator, voor om rond 10 uur langs te komen zodat ik mee thee kan drinken. Als ik aankom zijn een aantal jonge monniken al klaar met de les. Ongeduldig wachten ze op de rest van de jongens, mij om de minuut vragen hoe laat het is. “Tea time!” roept een van hen als het 10 uur is. Dan staat er een mega pot thee voor iedereen klaar. Allemaal staan ze netjes in de rij met hun kommetje  waar ze hun thee uit drinken. Ze gooien er ook nog allemaal biscuitjes in. Zelf krijg ik (gelukkig) een gewone mok om uit te drinken. Na het theedrinken mag ik een ‘puja’ bijwonen, het ochtendgebed. Zo bijzonder om mee te maken! De oudere jongens zitten heel gedisciplineerd en focussen zich op het gebed, terwijl de jongere jongens niet stil kunnen zitten. Als het gebed wordt afgesloten, slaan de jonkies enthousiast op de trommel.

Ondersteunende rol

Er is de laatste tijd veel ophef en discussie over het doen van vrijwilligerswerk, waardoor het nu een beetje een imagoprobleem heeft. Het is ook niet altijd zuiver. Zo zijn er ronselaars die arme ouders overhalen hun kind, tegen betaling, mee te geven. Ze beloven een kostschool en goede opleiding, maar brengen deze kinderen onder in een zogenaamd weeshuis. Hier moeten ze voor wees spelen als er toeristen komen. In zo’n ‘weeshuis’ leven ze van de donaties van vrijwilligers. Als ouders hun kinderen terug willen, moeten ze heel veel geld neerleggen. Dan zijn er nog een aantal grote organisaties die busjes vol vrijwilligers uitladen bij projecten waar zoveel vrijwilligers niet nodig zijn. Dan worden kinderen meer een toeristische attractie. Gelukkig zijn er ook veel goede organisaties waar het belang van de kinderen voorop gesteld wordt. Daarnaast is het nut van vrijwilligers een discussiepunt. Vrijwilligers willen zich graag nuttig voelen, maar moeten zich realiseren dat ze niet onmisbaar zijn. Een project moet niet afhankelijk zijn van vrijwilligers. Er moet een vaste kern zijn en als vrijwilliger heb je een ondersteunende rol. Soms is er geen tijd voor extra aandacht, waar dan de toegevoegde waarde voor de vrijwilliger zit.

Uitwisseling

Zelf ben ik er heel nuchter ingestapt. Ik zie mezelf niet als een weldoener die de wereld gaat verbeteren in twee weken (ook niet in een paar maanden trouwens). Ik zie het ook meer als een uitwisseling. Het is super interessant om te zien hoe kinderen in een andere cultuur leven. Dat het ook nog eens in een klooster is, vind ik extra interessant vanwege het boeddhisme. Er zijn niet veel kloosters toegankelijk en om dan hun dagelijkse leven van zo dichtbij mee te mogen maken is heel bijzonder. Ik vind het bewonderenswaardig om te zien hoe de jonge monniken, zonder begeleiding, met elkaar spelen. Ze maken bijna geen ruzie met elkaar en komen voor elkaar op. Ze hebben elke dag lol met weinig materiele bezittingen. Af en toe kopen we een bal waar ze dan dolbij mee zijn. Zelfs als ze hun eigen kleren met de hand moeten wassen, maken ze daar een feestje van. Een andere reden dat ik voor het klooster heb gekozen in plaats van bijvoorbeeld een kindertehuis is dat ik er maar zo’n korte tijd ben. Monniken gaan zich niet snel aan vrijwilligers hechten. Ik denk dat het eerder andersom is. Al na een paar dagen ben ik al verknocht aan ze. Ze zijn zo lief. Als ze per ongeluk de bal tegen je aan gooien zeggen ze snel sorry. Als ze over je heen hangen om foto’s te bekijken en de kruimels van hun koekjes komen op je broek terecht, vegen ze die snel weg. Ze komen heerlijke chai thee brengen en al vergeet je iets simpels als een pen (zoals ik), dan komen ze achter je aan rennen om deze terug te brengen. Ik leer meer van hen dan andersom. Ik denk dat het vrijwilligerswerk vooral voor mezelf een waardevolle ervaring is.

Je bent als vrijwilliger helemaal vrij om te bepalen hoe vaak je naar je project wilt gaan. Ik heb ervoor gekozen om drie tot vier dagen per week te gaan. De reis er naartoe is best een onderneming en hoewel ik veel energie van de monniken krijg, is het ook best druk. Op vrije dagen ben ik graag in Thamel te vinden. Het is zo’n fijne wijk. Ik zit het liefst in het zonnetje op een terras met een cappuccino. Het voordeel van zoveel huisgenoten hebben is dat er altijd wel iemand is om koffie mee te drinken. Ik vind het ook lekker om in mijn eentje op het terras te zitten om te schrijven.

Ceremonie

Op een maandag ga ik voor de laatste keer naar het klooster. Drie meiden uit het huis gaan met me mee, zij willen er naast hun stage in het ziekenhuis ook twee dagen in de week naartoe. Ik leidt ze rond door het klooster, we doen een Engelse oefenopdracht met de monniken en gaan lunchen. Na de lunch krijg ik een verrassing. Omdat het mijn laatste dag is krijg ik een khata (een witte sjaal) van een oudere monnik. Het is een geschenk dat bij elke willekeurige feestelijke gebeurtenis gegeven kan worden, in mijn geval krijg ik het vanwege mijn afscheid. Later krijg ik nog een zelfgemaakte ketting van een andere monnik. Deze moet me bescherming bieden. Ontzettend lief! Na de lunch gaan we mee naar een ceremonie. We komen in een prachtige tuin terecht, waar veel monniken uit andere kloosters al op het gras zitten. We gaan erbij zitten en wachten tot iedereen er is en de ceremonie begint. Het blijkt heel druk te worden, waardoor een aantal monniken buiten plaats moet nemen. Wij zitten ook buiten, maar door de openstaande deuren kun je nog wel het een en ander zien. We krijgen water (symbool voor reiniging en zuivering), drinken bittere thee (symbolisch voor het boeddhistische lijden) en eten zoete rijst met rozijnen met onze handen. Er klinken verschillende gebeden en we zien de monniken in verschillende gebedshoudingen. Omdat het boeddhisme geen religie is maar een leer, bidden zij niet tot een god. Ze vragen aan hun eigen geest of deze net zo wijs en verlicht wil worden als de Boeddha. Een bijzondere ervaring om mee te maken en voor mij de perfecte afsluiter van deze laatste dag in het klooster.