Reisvirus
MINKE WINK
Ik werd in 2008 getroffen door het virus. Ik weet nog precies op welke dag dat was.
Tijdens mijn studie Communicatie besloot ik stage te gaan lopen in Australië. Stage lopen in het buitenland was toen nog niet zo vanzelfsprekend als vandaag de dag. Ik denk dat in dat jaar vier of vijf andere studenten, van de ongeveer driehonderd, naar het buitenland zijn gegaan voor stage. Hoe dan ook, eigenlijk was dit ook helemaal niet mijn eigen idee. Een klasgenootje en goede vriendin kwam op een dag naar me toe met de mededeling dat ze een poster had gezien waarop stages in Sydney werden aangeboden door het zogenaamde Stagehuis en dat ze daarheen ging. Ik was in die tijd helemaal klaar met Nederland. Ik wilde heel graag weg en had geen idee waar of wat voor stage ik wilde doen. Ik had er nog helemaal niet over nagedacht. Sydney? Dat ligt toch in Australië? Letterlijk, aan de andere kant van de wereld? Oh ja! En dat witte gebouw met die golvende daken staat in die stad, het Opera House, zo heet dat toch? Dat was eigenlijk alles wat ik over Sydney wist maar mijn gevoel en mijn stem zeiden direct: ‘ik wil met je mee!’
Via het reisbureau, ik wist toen nog niet dat tickets ook online geboekt konden worden, boekten we een veel te duur retourticket naar Sydney. Al mijn spaargeld was in een klap verdwenen maar dat kon me niks schelen, ik was dólenthousiast. Het reisbureau stelde een tussenstop voor in Bangkok, Hong Kong of Kuala Lumpur. Eehh.. doe maar Kuala Lumpur. We kregen een website mee vanwaar we een hotel konden boeken in Kuala Lumpur. We boekten een luxe hotel in de stad, ik heb geen idee meer waar. Ik had in die tijd nog nooit van hostels gehoord en bedacht ook niet dat er andere websites moesten bestaan met misschien goedkopere opties.
De dag van vertrek. Oké, daar herinner ik me niks meer van. De vlucht was lang ja, maar verder, geen idee. Op het vliegveld in Kuala Lumpur werden we opgepikt door een klein mannetje van het hotel met een ontzettend schattig t-shirt met wolkjes en regenboogjes, dat herinner ik me dan weer wel. Kuala Lumpur is als een roes voorbij gegaan. Het was voor mij de eerste keer slapen in een hotel, de eerste keer buiten Europa en de eerste stad in Azië die ik bezocht. Via het hotel hadden we een tour geboekt en voor een dag kregen we een chauffeur die ons de stad liet zien. Voor de rest kan ik me niet heel veel meer herinneren van Kuala Lumpur. Ik denk dat ik zo overrompeld was en totaal geen besef had van wat ik meemaakte. Ik had het virus hier nog niet te pakken.
Dat gebeurde een paar dagen later. We waren inmiddels aangekomen in het stagehuis in Sydney, een huis vól Nederlanders waar we een kleine kamer deelden met een ander meisje. Nog steeds had ik weinig besef van waar ik was en wat er allemaal ging gebeuren. Na mijn eerste stagedag op de fotografie afdeling van een bedrijf ergens in Sydney huilde ik tranen met tuiten omdat het me allemaal teveel werd. Wat deed ik hier in godsnaam? Ik kon, voor mijn gevoel, geen woord in het Engels uitbrengen, had amper ervaring met Photoshop en mijn stagebegeleider was een enorme stresskip. Als het kon was ik op dat moment meteen weer teruggevlogen.
Maar na die eerste stagedag raakte ik steeds meer gewend aan het wonen in een huis vol met huisgenoten (wat ook heel gezellig was!), leerde ik nieuwe mensen kennen, en werd ik meer vertrouwd met het Engels en Photoshop.
Op één van de eerste dagen ging ik samen met mijn kamergenootjes de stad in om het Opera House, dat witte gebouw met die golvende daken, te bewonderen. En daar gebeurde het. In de haven van Sydney. Toen ik voor het eerst de trein uitstapte en de haven en het Opera House voor me zag, ik weet niet waarom, maar daar en toen werd ik getroffen. Ik wilde dit met eigen ogen zien. Ik wilde nieuwe dingen ervaren, het avontuur aangaan, me vrij voelen. Dat is waarom ik weg was gegaan uit Nederland en pas op dat moment besefte ik eigenlijk hoe geweldig dat was.
Het virus verspreidde zich in razend tempo toen ik nieuwe plekken in Australië ontdekte. De Blue Mountains, Tasmanië, de Great Ocean Road, Cairns. Stuk voor stuk geweldige bestemmingen die ervoor zorgden dat mijn reislust alleen maar groter werd.
Sinds die ene dag in Sydney gaat er bijna geen dag meer voorbij dat ik niet aan reizen denk of aan het reizen ben. Ik weet het zeker, zolang ik leef blijft reizen een deel van mijn leven.
10 symptomen van mijn reisvirus
1. Natuurlijk geniet ik ontzettend van het moment en van alles om me heen maar tijdens elke, ja echt elke, stedentrip, vakantie of reis kan ik het niet laten om de volgende alweer te plannen.
2. Ik werk om te reizen.
3. Al mijn aankopen vergelijk ik met de waarde in vliegtickets. Een mooie veel te dure winterjas kopen? Echt niet! Daar kan ik een ticket naar (vul maar in) voor kopen! Mijn winterjas kan nog wel een seizoen mee.
4. Tickets boeken maakt me zo hyper, dat ik bijna tegen het plafond stuiter. Met een geboekt ticket weet ik dat de droom werkelijkheid wordt, want ik doe niet aan annuleringsverzekeringen. 😉
5. Over tickets gesproken, het goedkoopste ticket zoeken is ook een sport op zich. Zelfs als ik weet dat de bestemming voorlopig niet toegankelijk is voor me, moet ik even kijken hoe goedkoop een ticket kan zijn. Ik check regelmatig vluchten en ben dus een vaste bezoeker op Skyscanner.
6. Ik hecht geen waarde aan materieel bezit als huizen, auto’s en kleding. Bijna alles wat ik bezit heeft met reizen te maken. Reisdagboeken, reisgidsen, souvenirs en fotoboeken. Ik heb geen eigen huis, geen auto en geen kasten vol kleding.
7. Altijd als ik langs een boekenwinkel loop móet ik even naar binnen naar de reisafdeling voor instant reisinspiratie. In de steden waar ik bekend ben weet ik deze natuurlijk meteen te vinden en loop ik regelrecht op mijn doel af.
8. Mijn bucketlist bestaat alleen maar uit ervaringen en bestemmingen.
9. Ik heb iets met landkaarten en wereldbollen. Als ik ergens een landkaart of wereldbol zie begint het te kriebelen in mijn buik.
10. Mijn paspoort is mijn dierbaarste bezit. 😉
Ja, ik ben echt zwaar getroffen door het reisvirus. Het is een lastig virus omdat het chronisch en ongeneeslijk is, en omdat je het (waarschijnlijk) je hele leven bij je draagt.
Op de meeste momenten kan ik het virus redelijk in toom houden door ‘af en toe’ korte stedentrips of vakanties te boeken, maar soms gaat het zo erg opspelen dat ik weer op avontuur moet. Ik moet weg. Ik wil weg. Ik wil op avontuur. Ik wil nieuwe plekken ontdekken, nieuwe culturen omarmen, nieuwe mensen leren kennen, nieuwe gerechten proberen en nieuwe ervaringen opdoen.
Kortom, ik moet op reis 😉